De
synoptische weersverwachting ontwikkelde zich snel na 1860, toen overal op aarde
meteorologische diensten werden opgericht.
Nationale Weerdiensten:
In 1868 werden tijdens de stormen op de Grote Meren in de Verenigde Staten meer dan
3000 schepen beschadigd of naar de bodem gejaagd en verloren ongeveer 530 mensen het
leven. Dit leidde tot een wetsvoorstel in het Congres, dat in 1870 door president Ulysses
S. Grant werd goedgekeurd, en voorzag in de oprichting van de eerste officiële
weerdienst. Dit was de meteorologische afdeling van de verbindingsdienst van het
Amerikaanse leger, beter bekend als het Weerbureau. Behalve in de Verenigde Staten,
Frankrijk en Groot-Brittanië werden ook weerdiensten opgericht in landen als Oostenrijk,
Denemarken, Italië, Noorwegen, Portugal, Rusland en Zweden. Maar hoewel deze jonge
organisaties hun uiterste best deden, werd de betrouwbaarheid van de weersverwachting
slechts langzaam beter. De eerste Franse weerdiensten waren zeer succesvol. Rond 1877
ontvingen 1230 boerenbedrijven waarschuwingen voor vorst en storm. Daardoor konden
oogstverliezen beperkt worden. (zie schilderij rechts)
De Bergense School:
Een belangrijke stap voorwaarts werd tussen 1918 en 1923 gezet door een groep
Skandinavische meteorologen onder leiding van Vilhelm Bjerknes (1862-1951; foto
links) die bekend werd als de Bergense School. Deze meteorologen brachten de theorie naar
voren dat de achtiviteit van het weer is geconcentreerd in betrekkelijk smalle zones, die
de grenzen vormen tussen warme en koude luchtmassa's. Zij noemden deze zones 'fronten' een
term uit de krijgskunde. Al snel werd bevestigd dat deze fronten inderdaad een belangrijk
deel van ons weer veroorzaken en men ging dan ook methoden ontwikkelen waarmee
meteorologen de bewegingen van deze fronten met vrij grote nauwkeurigheid konden
voorspellen.
Weer en Oorlog:
De twee wereldoorlogen stimuleerden vriend en vijand om het weer nog beter te volgen en
te voorspellen. De weersituaties konden immers rechtstreeks een invloed hebben op de
afloop van veldslagen. Zo konden da landingen van de geallieerden in Normandië, op 6 juni
1944, plaats tijdens een tijdelijke weersverbetering die nauwkeurig was voorspeld
door Amerikaanse en Britse meteorologen. De ontwikkeling van de meteorologie werd
ingrijpend beïnvloed door de technologische ontwikkelingen die plaatsvonden in het kader
van de oorlogsinspanningen. Experimenten aan het einde van de negentiende eeuw met
ballonnen die meteorologische instrumenten omhoog brachten hadden in de jaren dertig
geleid tot de komst van de radiosonde: een klein instrumentenpakket opgehangen aan een
ballon. De instrumenten maten onder andere luchtdruk, temperatuur en vochtigheid. Die
gegevens werden door een radiozender naar de aarde gestuurd. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog breidden de meetnetten van radiosondes zich snel uit, waarbij de sondes zelfs
tot in de stratosfeer kwamen. Dit alles leidde tot een vloed aan nieuwe informatie.
Ballonnen werden ook vanaf de aarde gevolgd met optische theodolieten (instrumenten die
horizontale en verticale hoeken meten), ten einde windsnelheden te kunnen berekenen. De
ballonnen dreven echter vaak uit het zicht en verdwenen achter wolken. De radar (foto's
rechts) die tijdens de Tweede
Wereldoorlog op grote schaal werd ontwikkeld voor het opsporen en volgen van vliegtuigen,
verschafte de oplossing voor dit probleem. Men ontdekte ook dat radar kon worden gebruikt
voor het volgen van buiencomplexen. Zo kon men op weerstations veel langer van tevoren
cyclonen, fronten, onweersbuien en tornado's zien aankomen.
Bovenste Luchtlagen:
Met behulp van de metingen van radiosondes en radarapparatuur konden meteorologen
weerkaarten samenstellen voor de hogere lagen in de atmosfeer. Dit was een zeer
belangrijke doorbraak, omdat de druk, temperatuur en windsnelheid op grote hoogte een
grote onvloed hebben op de weersituaties aan het aardoppervlak.
Carl Gustav Rossby:
Als leerling van Vilhelm Bjerknes was Carl Gustav Rossby (1898-1957; foto
links)) een van
de meest invloedrijke meteorologen van de twinstigste eeuw. Hij werd geboren in Zweden en
ging in 1926 naar Verenigde Staten. Hier deed hij baanbrekend onderzoek over de algemene
circulatie van de atmosfeer en de slingerende, langgolvige patronen van westwaartse
luchtstromingen in de hogere atmosfeer, nu bekend als Rossbygolven. Rossby ontwikkelde ook
wiskundige modellen voor de weersverwachting en legde eveneens de grondslag voor de eerste
succesvolle (numerieke) computermodellen voor het voorspellen van het weer. Hij voorspelde
eveneens het bestaan van straalstromen. In de Tweede Wereldoorlog kwamen de piloten van
B-29 bommenwerpers op grote hoogte krachtige windstromingen tegen. Het bewijs van de
straalstoom was geleverd.
Naar het begin van deze pagina.