De
volksweerkunde uit het begin van de negentiende eeuw was een curieus mengsel van gezond
verstand en bjgeloof. Het bestond uit een samenraapsel van duizenden weerregels, spreuken
en gezegden. Een deel van deze spreuken hoort men ook nu nog wel.
Gezond-Verstand-Regels:
Een groot deel van de volksweerkunde was gebaseerd op voor de hand liggende verbanden
tussen winden, wolken en weer. Zo verschijnen er voor een storm vaak sluiers
Cirrusbewolking. De ontwikkeling van Cumuluswolken in de ochtend leidt in de avond
dikwijls tot onweer. Als er een kring rond de maan is gezien, volgt er vaak regen. Bij
talrijke waarnemingen, regels en weerspreuken spelen zulke verbanden een rol.
Vele van deze spreuken stamden nog uit de tijd van de oude Grieken; vooral van Theophrastus.
Ze waren in de Middeleeuwen in ere gehouden en verfraaid. Na de historische tochten van Columbus
aan het einde van de vijftiende eeuw werden deze gezond-verstand-regels enorm uitgebreid
door zeevaarders. Doordat die elders op aarde in aanraking waren gekomen met geheel andere weersystemen en windpatronen. Men ontdekte
dat vele weerregels en weerspreuken alleen een lokale betekenis hadden. De weerspreuken
die ontstaan waren op de gematigde breedten van het noorderlijk halfrond (zoals in ons
land) elders niet golden. Zo zijn de belangrijkste weerspreuken 'morgenrood brengt water
in de sloot' en 'avondrood teder, morgen mooi weder' gebaseerd op de op de
oost-west-beweging van weersystemen op gematigde en hogere breedten (op beide halfronden):
in de tropen gelden ze niet. De schets rechts stelt een houtsnede van Albrecht Dürer
voor en toont de windpatronen op aarde volgens Ptomaleus.
De Maan en het Weer:
In vele weerspreuken wordt een verband gelegd tussen de maan en de bewolking. Dit zijn
redelijk betrouwbare spreuken. Een koude, heldere nacht leidt dikwijls tot vorst of mist
in de ochtend en het is vooral tijdens zulke nachten dat de maan goed te zien is. Vandaar komt het gezegde dat na een heldere maan vorst komt. Bij zulke
spreuken wordt echter over het hoofd gezien dat er ook na een heldere maanloze nacht vorst
kan komen. Kringen of Halo's rond de maan wijzen op de aanwezigheid van middelmatige of
hoge bewolking. Deze bewolking is dikwijls een teken van de komst van regen of van een
storm. Dus 'kring om de maan, regen komt aan'. Daarentegen zijn spreuken waarin de
schijngestalten van de maan worden in relatie gebracht met het weer puur bijgeloof. Dus
dat bv. een nieuwe maan 'die op zijn rug ligt' nat weer zou brengen, is op geen enkel
ervaringsfeit gebaseerd.
Voortekenen in de Natuur:
In de volksweerkunde komen vele gezegden voor die zouden moeten wijzen op het
voorspellende gedrag van dieren en planten. Zo werd wel eens beweerd dat koeien gaan
liggen als er regen komt en dat bijen voor een storm terugkeren naar hun korf. De meeste
van deze gezegden weerspiegelen echter slechts de gevoeligheid van dieren en planten voor
veranderingen in atmosferische omstandigheden (met name de vochtigheid) en hebben geen
enkele voorspellende waarde.
Volksweerkunde en Weersverwachting:
Door de eeuwen heen hebben zeelieden, boeren en anderen getracht op de basis van de
volksweerkunde en persoonlijke ervaringen het weer te voorspellen. Helaas zat men er maar
al te vaak naast. Gebrek aan communicatie maakte dat men niet wist wat zich achter de
horizon afspeelde en vaak werd men dan ook verrast door een storm die zonder waarschuwing
over het land heen trok. Dit alles veranderde na de uitvinding van de telegraaf en de
geboorte van de synoptische weersverwachting in de jaren zestig van de vorige eeuw.
De tochten van de zeelieden als Christopher Columbus leidden tot de ontdekking
van weersverschijnselen die in de toenmalige volksweerkunde niet bekend waren. Het in
kaart brengen van windsystemen werd erg belangrijk. Op deze kaart uit 1547 is West-Afrika
op zijn kop (gezien vanuit Europa) getekend.
Gezegden over Jaargetijden:
In het algemeen zijn gezegden die het weer van een seizoen koppelen aan een
oogstverwachting gebaseerd op serieuze waarnemingen. Gezegden die het weer op bepaalde
dagen (of maanden) koppelen aan het weer in het komende seizoen hebben vrijwel geen enkele
statistische basis. Vele van de volgende gezegden dateren uit de Middeleeuwen.
In januari veel water, brengt weinig wijn. (Zuid-Europa)
Als maart geeft aprilweer, geeft april maarts weer. (Frankrijk)
Regen met Sint-Margriet (20juli), geeft zes weken boerenverdriet. (Nederland)
Noordenwind in augustus brengt standvastig weer. (Limburg)
Vette vogels en vleermuizen in oktober, geeft een koude winter. (Verenigde Staten)
Als met Kerstmis de muggen zwermen, kunt ge met Pasen uw oren wermen. (Nederland)